donderdag 30 oktober 2008

DE VAL

Er was eens een man die in het bos liep te wandelen. Plotseling zag hij tussen de bomen een klein mannetje rondscharrelen. Het kereltje droeg een rode puntmuts en had een lange witte baard. Net een mens, maar dan héél klein, zijn hoofd kwam niet hoger dan de knie van de man. Hee, dat lijkt wel een kabouter! dacht de man. “Goeiedag!” zei hij. “Goeiedag!” antwoordde het kereltje vriendelijk. Ze gingen naast elkaar op het mos zitten en maakten een praatje. De man was nieuwsgierig en vroeg honderduit. Waar het mannetje woonde, wat hij at…
“Ik woon in een holle boom,” zei het ventje, “en ik eet wat ik in mijn vallen vang. Kleine bosdieren enzo. Kabouters eten nooit mensenvlees.”
Hij liet de man mooie vallen zien, die hij overal tussen de bomen had uitgezet. “Je mag er wel eens eentje proberen hoor,” zei het kleine ventje. Dat vond de man wel interessant. Toen hij eenmaal goed vast zat en zijn complimenten over de degelijkheid van de val uitsprak, haalde het kereltje een groot, blinkend slagersmes tevoorschijn.
“Zeg!” riep de man, “je zei toch dat kabouters geen mensenvlees eten?!” “Nee, dat klopt,” zei het mannetje, “maar kabouters bestaan toch niet…”

(Tekst & foto: Lilith)